HET PLEIN, HUYGENS EN FREDERIK HENDRIK 26 „Op Zie voor de nummers der perceelen afb. 5. Tot de eigendomsbewijzen, die ik in den aanvang van dit artikel noemde, behoort een in 1634 opgemaakt pro- ces-verbaal van de verkooping, geteekend door de reeds genoemde Staten-leden Van Teresteyn en Nobel en de gecommitteerden van de Rekenkamer Van Myerop en Van Luchtenburch. Hieruit blijkt, dat de voornaamste der bepalingen,waaronder de verkoop geschiedde, de volgen de waren: de koopers mogen geen „mis (mest), assche, nochte eenige andere vuijlichheijt” in de Doelenstraat of op het Plein deponeeren; binnen twee jaren moeten de erven bebouwd zijn, ieder met niet meer dan een huis, op verbeurte van 200 gulden voor ieder jaar vertraging; het hoekhuis aan de Houtstraat moet aan beide zijden een gelijken gevel krijgen; de koopsom moet op Meidag 1633 voor de helft voldaan worden, terwijl de koopers voor het resteerende bedrag een rente van ó1/) procent (de pen ning zestien) zullen betalen, waarvoor de grond hypo thecair verbonden blijft; de verkooper zal op zijn kosten de slooten om den tuin dempen en het Plein ophoogen tot het niveau van de Houtstraat. De vijf perceelen aan de noordzijde van het Plein werden op den laatsten Februari en op 25 Maart 1633 aan de volgende personen toegewezen: no. 1 l) aan Mr. Gerrit Dijckmans (ten behoeve van Claes Dircxsz. Balckeynde voor 3025, no. 2 aan P. Willemsz van Hogenhuijsen (ten behoeve van Nicasius Kijn) voor 3125, no. 3 aan Wijer Gerrits Overmeer voor 2810. no. 4 aan Gerrit Maes voor 2800 en no. 5 voor 3550 aan Gerrit van Druvesteijn. Bij no. 6, het erf op het Akerland, lezen we: „den lesten Februarij voorsz opgehouden ende op de „recommandatie van Sijne Excellencie vercocht aen Sijne

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 40