HET PLEIN HUYGENS EN FREDERIK HENDRIK
28
<1
Thans rest ons nog de bestemming van de erven 7
en 8 in den zuidwestelijken hoek van den Kooltuin na te
gaan. Ook hierbij liet Frederik Hendrik zich weer gelden.
In het proces-verbaal vinden wij aangeteekend, dat zij
„op goetvinden van Sijne Excellen)cie onvercocht (zijn)
„gebleven ende opgehouden, omme daerop ter gelegener
„tijt eenige rijen van bomen te planten.” Dit schijnt echter
slechts een voorwendsel van den stadhouder geweest te
zijn, want met kleine letters is hier onder geschreven:
„Daernaer de voorn (oemde) twee erven op de begeerte
„van Sijne Ex cellen )cie aende selve Sijne Hoochgemelte
„Ex cellen)cie gelaten.” Wat deze er mee voor had zou
spoedig blijken.
In het jaar 1625 was de toen 28 jarige Constantijn
Huygens secretaris van den prins geworden, een zeker
niet bijzonder hooge positie voor iemand van zijn be
gaafdheid en universeele wetenschappelijke ontwikkeling,
die op verschillende diplomatieke reizen reeds blijken
van groote bekwaamheid had aan den dag gelegd. Het
ambt werd met slechts 500 ’s jaars bezoldigd, wat ook
in die dagen, ondanks de talrijke emolumenten, die aan
de betrekking verbonden waren, een vrij karige belooning
was. Eenige jaren later was hij bovendien raad en
rekenmeester van den prins geworden, waardoor hij het
beheer kreeg over de geldmiddelen en de uitgestrekte
goederen der Oranje's. Het is te begrijpen, dat Frederik
Hendrik den innig aan zijn huis verknochten Huygens
op bijzondere wijze wilde beloonen, waartoe zich thans
de gelegenheid voordeed.
In zijn „Staet” schrijft Huygens, dat de prins hem,
„niet tegenstaende groote spartelingen van benijders”,
dezen grond geschonken heeft; hij noemt daarbij een
resolutie van de Staten van Holland van 4 Januari 1633,
waarbij de gecommitteerden gemachtigd zouden zijn den