HET PLEIN, HUYGENS EN FREDER1K HENDRIK
31
Huijgens kreeg dus het geheele stuk van den Stad-
houderstuin, dat in het Westen van het Plein was
afgescheiden, en bovendien de, weldra gedempte, gracht.
Het trekt de aandacht, dat deze schenking eerst ruim
een jaar na den verkoop der overige perceelen plaats
vond. Uit een brief, dien Huygens op 12 Maart 1634
tot den hem welgezinden Van Teresteyn richtte 1), blijkt,
dat het den stadhouder groote moeite gekost heeft de
vrije beschikking over de perceelen te krijgen, en dat de
spartelende benijders” voornamelijk onder de leden der
Rekenkamer gezocht moeten worden. Hij schrijft daarin
o.m. „II (n.l. de stadhouder) a resolu de donner le coup
,,de partir a ce que vous sgavez, non sans ressentiment
,,de ce qu’on le laisse demander quatre fois, ce que feu
,,M.le Prince sons frere fit passer par arrest au premier
„coup et sans aucune recognoissance.” Hij beklaagt er
zich verder over, dat hij behalve om het hem toe te wijzen
terrein ook nog een muur zou moeten bouwen ten einde
het onverkocht gebleven deel van het Akerland van de
nieuwe „Hofstraat” af te scheiden, waardoor hij de
grafelijkheid wel vier duizend franken zou besparen; hij
noemt de leden van de Rekenkamer schromelijk ondank
baar en vraagt Van Teresteyn („vous, qui entendez la
„civilité mieux que tout ce qui s’en mesle”) zijn klacht
te bevoegder plaatse over te brengen, „afin que, de
„quelque ingratitude qu’on s’advise de me traicter car
„j'ose bien dire qu’il n’y a que Monsieur Ryxen que je
,,n' aye eu occasion d’obliger dans la Chambre des comp-
„tes au moins le monde apprenne a vostre exemple,
„qu’un Prince aussi soigneux du bien et avantage de
,,1’Estat qu’aucun maistre des comptes que ce puisse
„estre, ne doibt point se rebuter si souvent.”
Dr. J. A. Worp in het op blz. 27 aangehaald werk onder no_
883, blz. 449.