HET PLEIN, HUYGENS EN FREDERIK HENDRIK 33 „lick naer haere dood groote posten daerop te betaelen „staende, doordien ick terstond daernaer te velde moest, ,hebb ick een gedeelte vande penn(ingen), uyt de ver- „koopinghe van ons huys inde Houtstraet gesproten, „daertoe verbezight.” Voor de beschrijving der nieuwe woning kan ik vol staan met te verwijzen naar de artikelen van C. van der Muelen en van A. J. Servaas van Rooyen in de Haagsche Jaarboekjes van 1889 en 1897. Constantijn kwam al spoedig in conflict met de zeer zwaarwichtige leden van het Hof van Holland, die het slechts een matig genoegen vonden voortaan door de vensters van hun raadzaal (de tegenwoordige z.g. Lairessezaal in het grafelijk paleis) op den achtergevel van Huygens’ koetshuis en op een blinden muur te mogen kijken, verwend als ze waren door het vroegere fraaie uitzicht op de boomen van den Stadhouderstuin. Of dit nu werkelijk de eenige reden was, of dat eenige der „tegenspartelende benijders” ook in dit college zitting hadden, die dit motief als voorwendsel aangrepen om Huygens den voet dwars te zetten, kan in het midden gelaten worden; het Hof decreteerde in ieder geval bij resolutie van 6 Juli 1634, dat hij o.m. zijn muur niet hooger dan negen voet, zijn stal, „respondeerende regt jegens over het licht van de raetcamer van den Hove van Holland”, niet hooger dan vijftig voet zou mogen op trekken, en dat andere werken, die het uitzicht van het college zouden kunnen belemmeren, nimmer mochten worden uitgevoerd. Daar Huygens den Prins op zijn veldtocht in Brabant vergezelde, kon hij niet rechtstreeks van deze beschik king in kennis gesteld worden. Het besluit werd echter aan zijn vrouw Susanna van Baerle beteekend, die, blijkbaar geimponeerd door de officieele stukken, be- 3

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 47