HET PLEIN, HUYGENS EN FREDERIK HENDRIK 35 ons spreken. Wanneer Huygens in 1687 sterft wordt het huis op 35000 gulden getaxeerd, terwijl het in 1712 bij den dood van zijn schoondochter Suzanna Rijckaert (de echtge- noote van Constantijn II; zie de geslachtslijst in den noot) reeds 44000 waard geacht wordt. Dan komt het aan Deze plaats van zijn testament luidt als volgt (A. D. Schinkel, Nadere bijzonderheden betrekkelijk C. Huygens en zijne familie, 1851) „Myn tegenwoordig huys, erf ende stalling alhier op het Plein „gelegen, wensch ick dat ter eere van my ende Salr. myne lieve „Huysvrouw, die het te samen gebouwt hebben, ende den Haghe „daermede niet ontciert, in myn geslacht ende ongealieneert moghe „blyven, het zij dan dat de gelegenheit van mynen oudsten sone ,,’t sy het selve met syne familie te occuperen, daerover met syne „mede-erfgenaemen in huer of coop verdragende, oft dat het door „haer allen in ’t gemeen aen deftighe ende gequalificeerde luyden „(geenssins tot herbergh oft ordinaris), verhuert werde, doch en will „ick myne kinderen daeraen niet verbinden, latende haer gesamentlyck van dit stuck goeds disponeren soo sy, naer den loop vande „gemeene saeck ende haere eigene gelegentheden, te rade sullen „werden". weer, toen hij op vijf en tachtigjarigen leeftijd zijn tes tament maakte. Vóór alle andere bezittingen noemt hij daarin zijn huis aan het Plein, waarvan hij met gepasten trots zegt, dat het „den Haghe niet ontciert”. Hij spreekt den wensch uit, dat de woning in het bezit van zijn geslacht zal blijven, maar, voegt hij er aan toe met een prijzenswaardige bescheidenheid, waaraan menig erflater bij het formuleeren van zijn uitersten wil een voorbeeld mag nemen, wanneer het mijn kinderen anders beter mocht dunken, moeten zij maar handelen zooals zij het in de gegeven omstandigheden het beste zullen vinden. 1) Ten slotte volge nog een korte opsomming van de verdere fata van het Huygenshuis, zooals die uit de overige eigendomsbewijzen tot

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 49