40 EEN HAAGSCH ORGEL i. d. N.-H. K. TE WOUDRICHEM
dat was in 1907.
stelling van het Godshuis in de Hollandsche steden een
inzameling gehouden, die 3892 opbracht. Delft alleen
offerde 1020.
Omstreeks 1840 was een groote restauratie noodig.
waarvoor het Rijk meer dan de helft in de kosten bij
droeg. De laatste herstelling, mede met steun van het
Rijk, dateert van 1922.
Bij een bezoek aan het eerbiedwekkende kerkgebouw
verzekerde men ons, dat het orgel, dat thans vrijwel het
eenige sieraad van het zoo sobere interieur uitmaakt, af
komstig is uit de Kloosterkerk te 's-Gravenhage.
Deze mededeeling gaf ons aanleiding om in de geschie
denis van de Kloosterkerk na te gaan onder welke om
standigheden het orgel van Den Haag naar Woudrichem
verplaatst was.
Veel gegevens vonden wij niet. Het gemeente-archief
bevat over deze aangelegenheid geen officieele beschei
den en wat we elders lazen, logenstrafte de mededee-
lingen, ons te Woudrichem gedaan. In de eenige ge
schiedkundige schets, waarin we van het orgel der Kloos
terkerk melding vonden gemaakt, wordt verzekerd, dat
het instrument sinds 1798 in een minder gunstigen toe
stand verkeerde. Herstelling bleef, wegens de hooge
kosten, uit tot 1863/1864. Den 3en October 1863 zoo
lazen we keurden heeren kerkvoogden een plan goed
van den heer Batz, orgelmaker te Utrecht, „omvattende
eene hoognoodige herstelling en uitbreiding van het orgel,
alsmede de verplaatsing daarvan tegenover den preek
stoel. Op 1 October 1864 werd het opgeleverd en het is
tot op heden nog in gebruik.”
Volgens deze mededeeling zou het orgel in de Kloos-