HET HUIS AMST. VEERKADE No. H
51
overleefden. Magdalena V. vertrok met haar kinderen
in 1667 naar s-Gravenhage, waar zij zich verscheidene
jaren den tijd kortte met allerlei twisten en bisbilles met
haar aldaar wonende familieleden. Haar kinderen waren
1. Karei, 2. Elisabeth, 3. Steven, fabrikeur, 4. Dirk, die
in den slag bij Steenkerken sneuvelde als luitenant bij
de friesche gardes, en 5. Clementia, kinderloos over
leden als echtgenoote van Reinier van den Eitzerda,
brouwer te Leiden (zie Ned. Leeuw XLI336).
Hoe de levensloop van de meesten was, is mij niet
gebleken. Alleen vindt men in de begraafboeken der
Nieuwe kerk te ’s-Gravenhage den tijd van hun over
lijden. Daaruit blijkt dat 1 Oct. 1682 Margaretha v. G.
27 Mei 1688 monsieur G. 2 Mei 1693 mijnheer
v. G., op de Veerkaay wonende, en 29 Juli 1706 de
heer Karel v. G., zijnde ongehuwd, werd begraven.
Benevens Judith en Elisabeth die nog verder zullen
worden besproken.
]acob van Germees, bovengenoemd, woonde ook te
s-Gravenhage en was koopman in de Wagenstraat.
Waarschijnlijk werd hij erfgenaam van Judith v. Germees:
in 1675 althans komt hij voor als eigenaar van het huis
op de Veerkade. In het begraafboek van de Nieuwe
kerk (zie Wapenheraut XIV, 425) staat: „22 Juni 1663
„Judith van Germees, weduwe van weylen Jan Crab,
„leggende in de nieuwe kerck, de kerck haar recht is
„f 5”. Oppervlakkig zou men zoo zeggen dat hiermee
het doode lichaam van Judith is bedoeldwaarschijn
lijker is dit een recht van de verheffing van het graf,
mogelijk ook wordt een ongenoemd familielid van Judith
begraven. Hoe dit zij, Judith kan het zelf niet zijn. Zij
toch geeft 13 Maart 1670 (notaris Jacobus van Uien-
broeck te ’s-Gravenhage) verlof aan Dirck Ponsen van
Slingerlant, eigenaar van een huis en erf in de St. Jacobs-