B ij la ge A.
(Kadastrale aanteekeningen).
Het perceel Sectie H. no. 599, groot 7.90 aren (verp.
wijk O, no. 104 en 103), behoorende sedert 1806 aan
familie van Oosthuyzen, werd vóór 1852 door Marie
Margaretha de Jongh, weduwe Petrus ]udocus van Oost-
huijzen en Rijzenburg (gewoond hebbende in het West-
einde) verkocht aan Guillaume Alexandre Burnier onder
wijzer, die daarvan 10 centiaren (op de teekening
gearceerd) verkocht aan W. B. Slotboom.
Van het resteerende, zijnde 7.80 aren, (H. 1088) werd
door genoemden Burnier (of door Frederica Louise Wil
helmine Rousseau Ducroissi, wed. en verdere erfgenamen
van genoemden Burnier) 6.78 aren (H. 1193) in 1861 ver
kocht aan Bruno Neuman, hoofdonderwijzer, de
overige 1.02 are (H. 1194) verbleven aan de familie
Burnier en werden bij boedelscheiding in 1865 toebedeeld
aan Charlotte Willemine Burnier en consorten.
Genoemde Neuman kocht bij
in 1867, van W. Vorderman, het perceel H 600,
groot 3.19 en in 1868, van H. A. van Thol, de per-
ceelen H 546 tot en met 552 en 557 tot en met 562,
groot 3.61 aren.
De perceelen H. 600, 1193, 546—552 en 557—562
werden daarna vereenigd en bekend als H 1285, groot
13.58 aren.
In 1876 wordt H. 1285 gesplitst in:
H. 1358, groot 3.19 aren.
en H. 1359, groot 10.39 aren.
H. 1358 werd bij boedelscheiding in 1876 toebedeeld