VEERTIGJARIG BESTAAN DER VER. „DIE HAGHE” 93
alienum puto.
1
nihil Hagani a me
heden den lust tot archief-onderzoek aanwakkerde en
die van zich kon zeggen:
Th. Morren huldigde de voorzitter als het veeljarige
bestuurslid, volijverig secretaris, verdienstelijk redacteur
van het jaarboek, dat hij zelf vulde met menige belang
rijke bijdrage, zoodat langen tijd het begrip „Die Haghe”
en het begrip Morren elkaar volkomen dekten.
Toen stak Hageraats van wal met een terugblik op de
geschiedenis der vereeniging en een lofrede op van
Rooijen, herdenkende tevens zijn tijdgenooten in het
bestuur uit de eerste jaren, ridder de van der Schueren,
Zwart, Goekoop en de eerste donateurs, Prinses Sofie
van Saksen-Weimar en de wethouder Vaillant. Zelfs
vergat hij niet de verdienste van den eersten bode, den
braven Lepel, die zijn salaris vermeerderd zag naar gelang
van het groeiend aantal leden, die hij allen moest „be-
loopen”. Na de voornaamste fata van „Die Haghe” ge
schetst te hebben o.a. het niet doorgaan van een feest
op den Hofvijver, omdat men jarenlang verzuimd had
tebaggeren eindigde de feestredenaar met een
gloedvolle peroratie op „het dorp der dorpen”, welken
titel voor Den Haag hij niet ruilen wilde voor welken
hoogeren ook.
Er schoot dien avond weinig tijd over voor het muzi
kaal en dramatisch programma, dat door dr. van Gelder
verklaard werd als samengesteld te zijn uit werken van
Haagsche dichters uit verschillende tijdperken, Willem
van Hildegaerdsbergh, Constantijn Huijgens, Jacob van
der Does, Bilderdijk, Vosmaer en Boutens. Wegens het
vergevorderde uur moesten eenige voordrachten verval-