94 VEERTIGJARIG BESTAAN DER VER. „DIE HAGHE”
een feest dat, ondanks den
van de oorlogsjaren, buitengewoon
geschiedverhaal voort. De periode
van Mevrouw Roijaard’s
van Jonkvr. Jacoba Repe
len. Het talrijke gehoor genoot
voordracht en van den zang
laer van Driel.
Na deze uitweiding over
zeer gedrukten tijd
slaagde, zetten wij ons
die nu volgde, onderscheidde zich door vredige kalmte,
niet gestoord door schokkende gebeurtenissen; veeleer
was het in de nu volgende jaren „Meeresstille und glück-
liche Fahrt”. Behalve dan, dat de crisisjaren het leven
ook van „Die Haghe” zuur maakten. Zoo moesten mooie
plannen voor excursies wegens beperkten treinenloop
opgegeven worden en bepaalde men zich tot bezoeken
binnen de stad, o.a. de zonderlinge combinatie van de
Luthersche kerk en daarna de Aschtaal; zoo leden de
avonden door gebrek aan kolen en moesten een tijd lang
de zeer in den smaak vallende kunstbeschouwingen en
rondgangen in de musea met toelichting van dr. van
Gelder en prof. Martin geschorst worden. Het werk
program leed er intusschen niet door, want telkens werd
„Die Haghe” geroepen om 't een of ander te bevorderen
oftegen te houden. Wat dit laatste betreft, ver
weerde de vereeniging zich met klem tegen den voor
genomen verkeersweg door het Haagsche Bosch en zond
het een request aan den Minister van Oorlog om bij de
voorgenomen afbraak van de voormalige Kanongieterij
althans de avant-corps van het hoofdgebouw te sparen.
Beide pogingen hadden succes.
Aan de Notarieele protocollen werd steeds vlijtig
doorgewerkt, ofschoon nog steeds met zeer beperkte
geldmiddelen. Toch kregen de Haghe-dames, die er aan
werkten, in 1917 eenige verbetering van honorarium;
mej. Bayard, die bij het Rijksarchief was overgegaan,
werd vervangen door mej. Telders.