106 VEERTIGJARIG BESTAAN DER VER. „DIE HAGHE”
over het huis aan den Boschkant, waar thans de Eerste
Nederlandsche is gevestigd; van dr. Hofstede de Groot
volgde een voordracht, die tevens door de fraaie licht
beelden een kunstbeschouwing was, over het leven en
de werken van Paulus Potter, den Haagschen schilder
van het Hollandsche polderland bij zomerzon, dat door
hem van uit zijn woning aan de Veerkade, het einde
van de bebouwde kom, bestudeerd kon worden.
Zeer geslaagde excursies waren, behalve de reeds ver
melde naar het machtige bouwwerk „Petrolea”, het be
zoek aan het nieuwe gebouw der Nederlandsche Han
delmaatschappij aan den Kneuterdijk onder leiding van
de h.h. architecten van Nieukerken; voorts de bezichti
ging van het door den architect v. d. Kloot Meijburg
gerestaureerde koor van de Nieuwe Kerk te Delft; en
als tochtjes naar buiten een bezoek aan de buitenplaats
de Hartenkamp te Vogelenzang, door de welwillende
toestemming van de eigenaresse, mevrouw von Pannwitz,
die ook gelegenheid gaf het woonhuis met de prachtige
verzamelingen en de herinneringen aan Linnaeus te
bezichtigen. Ook ging men naar Haarlem, waar de
fabriek van Beijnes werd bezichtigd, en in het najaar
naar Dordrecht, waar in het tot museum ingerichte
patriciërshuis van de familie van Gijn de heer Six het
gezelschap rondleidde, waarna, in aansluiting aan de
voordracht van dr. Japikse, de tentoonstelling van merk
waardigheden uit het leven van Johan de Witt werd
bezichtigd.
In het bestuur waren in 1925 Mgr. dr. A. H. L.
Hensen en dr. N. B. Tenhaeff als nieuwe leden gekozen.
De verdienstelijke secretaris gedurende tal van jaren,
de heer van der Meer van Kuffeler, moest tot leed
wezen van het bestuur aftreden. Intusschen zijn absentie
bleek al spoedig slechts tijdelijk.