OUDE HAAGSCHE GESCHIEDSCHRIJVING 4 i) Men vindt ook een soort beschrijving in de eerste 134 blad zijden van het eigenaardige boek van Jac. de Hennin: „De zinrijke gedachten toegepast op de vijf zinnen", in 1681 in Amsterdam uit gegeven. verhaal laat ons wat betreft de oudere historie, de bestuursinrichting, het openbare leven in de stad enz., volkomen in het duister. Een andere Hagenaar, Jacob van der Does, die in 1668 een uitvoerig dichtwerk over ,,’s-Gravenhage met de voornaemste plaetsen en vermaecklyckheden” uitgaf, waaruit liefde en bewondering voor zijn vaderstad spreekt, steekt wat hij te vertellen heeft in een dichterlijk kleed; maar al bevat dit gedicht toch wel vele bijzonderheden en noten, die voor de latere geschiedschrijvers van bijzonder nut kunnen zijn, de opzet en uitwerking blijven vrijwel uitsluitend topo grafisch. Inderdaad, het is en blijft de uiterlijke verschijning die trekt en hoe deze zoo is geworden, boezemt eigen lijk nog niemand genoeg belangstelling in om zich daarmede meer dan zéér terloops bezig te houden. Eerst tegen de 18de eeuw komt hierin eenige ver andering1); de eerste, die in deze richting iets meer deed dan louter naschrijven, was de notaris Gijsbert de Cretser, die in 1711 een „Beschrijvinge van ’s-Gra- venhage” in het licht gaf; de enkele prenten, die erin zijn opgenomen, er is een aardige afbeelding van het Voorhout bij, die de beteekenis van wat Huygens het Batava Tempe genoemd had, als de parade van de Haagsche beau monde duidelijk maakt, wekken een verwachting, die door den inhoud van het boek zelf niet wordt vervuld. Eigenlijk blijven het ook hier tot bij enkele oppervlakkige beschrijvingen bepaald en

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1930 | | pagina 13