110 VEERTIGJARIG BESTAAN DER VER. „DIE HAGHE" het lijkt wel, of die en nog veel belooft de nog komende ons slot-hoofdstuk, „Die Haghe” in de jaren 1928 en aan het „lest best, heugt best”, zeer belangrijke, nieuwe onder- schiedenis van den Haag. Gedurende veertig jaren is die mijn thans ontgonnen en mijn van historie onuitputtelijk is voor het stelselmatig onderzoek van jaren. Wij zijn thans genaderd tot de geschiedenis van 1929, en of het ligt of aan de inderdaad werpen in de sedert verschenen twee volumineuze jaar boeken behandeld of besproken in de ledenvergaderin gen, zooveel is zeker dat die beide jaren van een zeer opgewekt vereenigingsleven getuigen. Vermelden wij dus nog kort de voordracht van prof. G. A. Brender a Brandis over de gasindustrie in 't algemeen en die van Den Haag in 't bizonder; de verhandeling van dr. J. Fransen, uit Amsterdam, over Fran^oysche comedian- ten in Den Haag in de 17de eeuw, die aan het Hof van onze Stadhouders zeer gezien waren en zich mochten noemen Comédiens du Prince d’Orange, later, tijdens Willem III, Comédiens de Sa Majesté Britannique; ter wijl het jaar 1928 zich ook kenmerkt door de tentoon stelling door „Die Haghe” in ’t Kurhaus ingericht ter herdenking van het 100-jarig bestaan der badplaats Scheveningen, een tentoonstelling die een alleraardig- sten indruk gaf van het badplaatsleven in 't midden der vorige eeuw. Van het paar 1929 mag wel in de eerste plaats ver meld worden, dat er niet minder dan 60 nieuwe leden toetraden, ongetwijfeld een gevolg van het naar buiten werken der vereeniging door hare publicaties en ver gaderingen, die in de pers veel besproken en geroemd werden. Wij hebben slechts de namen te noemen van prof. dr. F. W. Hudig uit Amsterdam, die de leden onderhield over het Haagsche kunstleven in het gou-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1930 | | pagina 131