VEERTIGJARIG BESTAAN DER VER. „DIE HAGHE" 111
den tijdperk van Frederik Hendrik, bij welk interessant
onderwerp zich later aansloot de heer Frans Vermeulen,
van het Rijksbureau voor Monumentenzorg, over
Haagsche paleizen en patriciërswoningen in de 17de en
I8de eeuwen, en als derde in de reeks prof. dr.
Huizinga, over onze „zinvolle” kleeding, meer in 't
bizonder over de ontwikkeling van de kleeding van
het sterke geslacht, terwijl ten slotte, in een vierde
ledenvergadering onze vaderlandsche troubadour mr.
A. W. Kamp het Haagsch geschiedkundig terrein be
trad en zoowel oude als nieuwe Haagsche liedjes, met
pianobegeleiding, voordroeg op de hem eigen oer-
komische manier. Merkwaardig die liedjes, waarvoor
mr. Kamp een speurtocht had ondernomen in ons
gemeentearchief, waar hij o.a. ontdekt had een lied op
de 19de eeuwsche misstanden in het Haagsche bosch,
een lied op uit Engeland gevluchte Scheveningsche
visschers, verder nieuwjaarsfelicitaties van de brand-
bijthakkers en de asch- en vuilnislieden, een en ander
afgewisseld door liederen van eigen compositie. On-
noodig te zeggen, hoe die voordrachten van iemand als
Kamp insloegen. Een ware vondst!
En ziedaar, het mocht niet uitblijven, dat na de
causerie van prof. Huizinga over de mode der mannen,
in de eerste winterbijeenkomst (23 Dec. ’29), een vrouw
zou spreken over de macht der vrouwenmode. Dit deed
mevr. E. F. Canter Cremersvan der Does, de bekwame
leerares in costuumikunde aan onze Academie van Beel
dende Kunsten, in een doorwrochte, onderhoudende
causerie. Alle tijdperken Werden besproken, van de
Grieken en Romeinen tot den hedendaagschen tijd, daar
bij vooral verpozend bij de Fransche chic onder Lode-
wijk XIV en bij de rivaliseereride Koninginnen Elisabeth
en Maria Stuart van Engeland.