OUDE HAAGSCHE GESCHIEDSCHRIJVING
5
van een studie als bijvoorbeeld Oriers aan Leiden ge
schonken had, is in de verste verte geen sprake.
Eerst twintig jaren later zou voor den Haag eindelijk
iets dergelijks gebeuren. De eerste serieuze en ook nu
nog in menig opzicht beteekenis houdende studie over
het verleden van den Haag is nml. die, welke mr.
Jacob de Riemer eraan wijdde en waarvoor, terecht,
de Haagsche Magistraat hem een „vereeringe” van
500 gld. toekende.
Dit werk verdient daarom alleszins dat wij er wat
langer bij stilstaan.
Hagenaar was mr. Jacob de Riemer niet; in 1678
werd hij te Noordwijk geboren. Maar zijn beroep van
advocaat hij promoveerde 5 Juli 1700 te Leiden
bracht hem tot een vestiging in de plaats, waar het
Hof van Holland zijn zittingen hield. Het duurde tot
1716 vóórdat hij er in het huwelijk trad met Johanna
Philippa van Reenen, die reeds weduwe was van
H. D. Tollius. Dit huwelijk werd nog met zeven kin
deren gezegend, wier doopen men in het register van
de Remonstrantsche Gemeente zal vinden. De Riemer
woonde in een flink huis in het Westeinde, en hij
schijnt het ondanks zijn groot gezin wel te hebben
kunnen doen. Sterk was echter zijn gezondheid
niet en hij zocht dus bezigheid, die hem veroorloofde
veel thuis te blijven. Dit is volgens zijn eigen verkla
ring de aanleiding geweest, dat hij zich met juridische
en ook met historische studiën ging bezig houden.
En zoo werd zijn aandacht allereerst geboeid door
de historie van zijn woonplaats „het oogelijn der Ver-
eenigde Nederlandsche Staten”, zooals hij haar met
bewonderende hoffelijkheid noemt. Hij was van oor
deel, dat van ’s-Gravenhage, ook al had het geen
wallen en torens, „zooveel te weten en te zeggen valt,