OUDE HAAGSCHE GESCHIEDSCHRIJVING
10
onverdienstelijk, in sommige opzichten zelfs voor
beeldig.
Bezien wij de beteekenis van het werk in absoluten
zin, dan staan wij er natuurlijk geheel anders tegen
over. Dan hebben wij het te toetsen aan de eischen, die
wij voor een tegenwoordige stadsgeschiedenis zouden
stellen, en dan zien wij natuurlijk in de eerste plaats
zijn tekortkomingen.
Bij dat woord tekortkomingen is niet altijd te denken
aan gemaakte fouten, aan het niet vermelden of niet
te pas brengen van dingen, die hij weten kon. Hoofd
zakelijk zijn deze het gevolg van ons anders gericht
inzicht. Maar toch niet altijd. Het komt immers nog al
eens voor, dat de Riemer iets niet goed of niet volledig
voorstelt, ofschoon het materiaal voor een betere mee-
ning tot zijn beschikking was. Het is niet mogelijk om
hier daarvan méér dan een paar voorbeelden te geven,
welke echter duidelijk genoeg zijn.
Voor de laat-middeleeuwsche ontwikkeling van het
dorp is de groote vlucht, welke de lakennering ge
nomen heeft, van meer dan gewone beteekenis: van
het begin der 15de tot het eerste kwart der 16de eeuw
drukt dit grootbedrijf zijn stempel op het dorpsleven en
op de verhoudingen, minstens even sterk als dit het op
ruimer schaal deed in Leiden. Maar wat de Riemer
daarvan te vertellen heeft, is eigenlijk slechts inciden
teel en zéér onvolledig. De Voldersgracht en de Ramen
wezen hem den weg en hij laat het geval dus niet
onvermeld. Toch bevonden zich in het stadsarchief tal
van stukken, die hem in de gelegenheid zouden gesteld
hebben een veel rijker beeld van het tijdvak en het
bedrijf te geven, dan hij gedaan heeft. In het zooge
naamde Perkamenten Register” en het „Papieren