OUDE HAAGSCHE GESCHIEDSCHRIJVING 13 hem zaken dan die hij vooral gewichtig vindt. Wat wij cultuurhistorie noemen lag buiten den gezichtskring van hem en zijn tijdgenooten. Ook de rechtshistorie bekijken wij anders, en de ontwikkeling van het Haag- sche stadsrecht, zooals wij die thans bezien heeft dan ook al heel wenig gemeen met die van de Riemers beschouwing. Tenslotte komt nog een belangrijke tegenstelling uit in de naam „beschrijving”, die hij aan zijn werk geeft. Wat hij ons vertelt, is ook voor een groot deel niets méér dan een beschrijving, vooral in den zin van op somming, van merkwaardigheden welke met gebouwen en instellingen verband hebben. Zoo iets boezemt ons toch eerst belangstelling in in de tweede plaats: onze weetgierigheid gaat uit naar de menschen, die ze ge maakt en erin geleefd hebben. Voor zulk een menschen- geschiedenis, welke wij zich zien afspelen binnen den zéér eigenaardigen kring eener stadsgemeenschap is een werk, als dat van de Riemer hoogstens als nuttig en in zekeren zin onmisbaar materiaal, maar onmogelijk als grondslag te gebruiken. Bij de groote waardeering, die wij voor zijn in zijn tijd bijzonder moeilijken arbeid hebben, en bij de erkenning, dat, wat hij tot stand bracht, vaak blijkt minder bekend te zijn dan het verdient, geeft toch deze formuleering de beteekenis van zijn werk aan voor hen, die zich in onzen tijd voor de historie van ’s-Graven- hage interesseeren.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1930 | | pagina 22