van
DE GESCHIEDENIS DER STAD 'S-GRAVENHAGE 15
In het najaar van 1851 rees bij Mr. A. Deketh,
Advocaat-Generaal bij den Hoogen Raad der Neder
landen en lid van den Gemeenteraad het plan op om
met een aantal gelijkgezinden een poging te doen om
zoowel de studie van de Haagsche geschiedenis ter
hand te nemen als om zoo mogelijk voorwerpen en
stukken voor die geschiedenis van belang te verzamelen
en voor ondergang te behoeden.
Inderdaad werd hier een vrijwel braakliggend terrein
betreden. Niet dat in vroeger tijden de Haagsche his
toriografie was verwaarloosd. In het voorgaande artikel
heeft men vermeld gevonden, hoeveel en ook hoegoed
reeds in de 18e eeuw over de plaatselijke geschiedenis
was geschreven. Maar in het midden der 19e eeuw
scheen de belangstelling wel bijna geheel verdwenen
te zijn.
De bronnen der Haagsche geschiedenis werden vrij
wel verwaarloosd. Van een geordend en openbaar
gemeente-archief, van een gemeentelijke boekerij, van
een historisch museum was geen sprake. Het archief,
de archiefbescheiden bestonden natuurlijk evengoed als
thans, maar zij waren opgetast in kasten en op zolders
ten stadhuize, zonder orde, zonder behoorlijken inven
taris en daardoor vrijwel onbereikbaar. Ook was er op
het stadhuis een kamer, die zorgvuldig was afgesloten
en waar men niet gemakkelijk werd toegelaten en daar
werden een aantal voorwerpen van geschiedkundig be
lang, eenige portefeuilles met oude prenten en enkele
weinige boeken bewaard.
Maar niemand was goed op de hoogte van wat voor
handen was en er was geen orgaan waartoe hij, die
een geschiedkundig onderzoek betreffende den Haag
wilde instellen, zich met vertrouwen kon wenden.
Het was het ideaal van Mr. A. Deketh hierin ver-