DE GESCHIEDENIS DER STAD 'S-GRAVENHAGE 27
overkomen. En dit was
voegd, waarin werd medegedeeld, wat der vereeniging
in de laatste twee jaren was overkomen. En dit was
tamelijk veel belangrijks.
Ten eerste was het door den dood van van Maanen
en Guyot geslonken ledental aangevuld door de ver
kiezing op 23 Januari 1862 van drie nieuwe leden.
Het waren Dr. A. Vrolik, Oud-Minister van Finan
ciën en oprichter van de Maatschappij tot exploitatie
van Staatsspoorwegen. Verder Mr. D. Veegens, de
bekende griffier van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal, die een verdienstelijk historicus is geweest
en tenslotte Mr. L. Ph. C. van den Bergh, adjunct-
archivaris des Rijks, die in 1865 Bakhuizen van den
Bruik als rijksarchivaris zou opvolgen. Men was dus
stellig met de keuze van nieuwe leden zeer gelukkig
geweest.
Merkwaardiger echter nog was het feit, dat het
voornaamste streven der vereeniging met succes was
bekroond en het zoo vurig verlangde Stedelijk Museum
van Oudheden was tot stand gekomen.
Wij hebben gezien, dat reeds in Januari 1855 het
eerste desbetreffende schrijven aan het gemeente
bestuur was gericht. Al bleef succes voorloopig uit,
men bleef het doel indachtig en nog in October 1857
werd wederom over de zaak aan Burgemeester en
Wethouders geadresseerd. De veronderstelling is niet
gewaagd, dat het wethouderschap van den verdienste
lijken Guyot aan de zaak veel goed zal hebben gedaan,
al heeft hij dan de verwezenlijking van het denkbeeld
niet meer mogen beleven.
Maar reeds in December 1861 was de zaak zoover
gevorderd, dat de Burgemeester aan eenige leden ten
stadhuize een tweetal vertrekken had laten zien, die
voor museum-lokaliteit bestemd zouden kunnen worden.