VEERTIGJARIG BESTAAN DER VER. „DIE HAGHE” 49 te hooien; over de oude vaandels en trommen, vroeger in de Groote zaal op het Binnenhof, in 1806 overge bracht naar Amsterdam; over het werk van Jeroen Jeroense „Koddige en ernstige opschriften op luifels”, voor zoover Den Haag betreft. En wat dies meer zij. Er kwam in die eerste jaren van „Die Haghe” heel wat los op historisch gebied, ook omtrent personen. Zoo kwam pater Zwart aandragen met de mededeeling, dat Everardus Stalpart van der Wiele indertijd toegelaten was als pastoor te Rijswijk en tevens door den magistraat van ’s-Gravenhage als ambachtsheer van Rijswijk. Na zijn overlijden was de kerk overgegaan aan de Jansenisten en eerst in de 19e eeuw is er weer een R. Kath. pastoor benoemd. In 1892 had het bestuur toezegging gekregen van den heer Reiss, directeur van de Maatschappij „Zee bad Scheveningen”, dat in de groote zaal van het Kurhaus geschiedkundige tafereelen betrekkelijk 's-Gra- venhage en Scheveningen als muurschildering zouden worden aangebracht. Tevens was bericht ontvangen, dat het portret van Jacob Pronk, den stichter van het eerste Badhuis, wegens gemoedsbezwaren van diens familie, niet in de groote zaal mocht worden aange bracht. De dood van den heer Reiss in 1893 verhin derde de uitvoering van de toegezegde wandschilde ringen. Helaas, men kijkt daar nog altijd op naar het rijk van Neptunus en zijn nimfen. De ledenvergadering van 22 Februari 1893 werd door Servaas van Rooijen geopend met een kernachtige, geestdriftige rede, ter mededeeling dat tal van leden waren toegetreden: ambtenaren van het rijksarchief geestelijken, militairen, penningkundigen, geslachts- en wapenkundigen, geschiedkundigen, burgemeesters van omliggende gemeenten, kunstenaars, letterkundigen, 4

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1930 | | pagina 65