56 VEERTIGJARIG BESTAAN DER VER. „DIE HAGHE”
10
uitvoerige rede over de
en brengt hulde
van de geschiede-
1851 tot 1878 bestond
6 eere-leden, 135 werkende, 125 buitengewone en
correspondeerende leden.
De voorzitter houdt een
geschiedschrijvers van 's-Gravenhage
aan de Vereeniging tot beoefening
nis van ’s-Gravenhage, die van
en wier taak ,,Die Haghe” voortzet. Hij begroet de
nieuwe eere-leden Arnold Ising, mr. S. van Houten en
Jakob Kuyper en de werkende leden van Delden,
Berden en Molenaar als vertegenwoordigers der bouw
en sierkunst; Nicolaï als musicus, wellicht zegt hij
eenmaal een cantate „Die Haghe” componeerend; de
letterkundigen dr. Byvanck, van Stockum (W. P.) en
mr. Kraeutler; L. Overman, secretaris der Synode; mr.
J. G. Patijn, „wiens naam geworteld is in de geschie
denis van Den Haag”.
Vele van deze namen, ook die van Th. Morren,
C. F. Gijsberti Hodenpijl, C. H. Peters en A. C. Snouc-
kaert van Schauburg vinden wij terug in de jaarboeken
van vroegere en latere jaren als schrijvers van mono
grafieën en schetsen uit de geschiedenis van Den Haag,
die zij veelal eerst in de ledenvergaderingen voor
droegen. Een der ijverige werkende leden was ook de
heer Henriquez Pimentel, van wiens geslacht de heer
Dyserinck, oud-minister van Marine, in een ledenver
gadering de curieuze bijzonderheid vertelde, dat in
1588 een der galjoenen der Onoverwinnelijke vloot
werd aangevoerd door Don Diego Pimentel, en dat het
de admiraal Pieter van der Does was, die het galjoen
veroverde. Een gedeelte van den wimpel, die 80 meter
lang was, berust in de Lakenhal te Leiden.
Toen Henriquez Pimentel in een ledenvergadering
bijzonderheden mededeelde uit het leven van den beeld
houwer graaf de Nieuwerkerke, vertelde hij niet als een