L 62 VEERTIGJARIG BESTAAN DER VER. „DIE HAGHE” Ik sta er wat uitvoerig bij stil, omdat zich plotseling aan het eind van den avond een incident voordeed, dat aanleiding gaf tot een bestuurscrisis. De zaal was reeds gedeeltelijk ontruimd, toen de heer Servaas van Rooijen uit een zijloge een toespraak begon te houden. Tot ieders niet geringe verwondering vlocht hij daarin de mede- deeling, dat, nu „Die Haghe” een belangrijk hoogtepunt van bloei had bereikt, hij het oogenblik geschikt oordeelde om als voorzitter af te treden. Hij zou echter als werkend lid zijne krachten aan de vereeniging blijven wijden. De heer D. F. van Heijst sprak toen nog enkele woor den, betuigde zijn leedwezen over dit besluit en hoopte dat van Rooijen’s vrienden hem alsnog mochten over reden op zijn besluit terug te komen. Een jaar te voren, 8 Sept. 1897, was, ingevolge een wijziging der statuten, het aantal bestuursleden van 6 uitgebreid tot 9, waren tot nieuwe leden van het be stuur benoemd de heeren C. F. Gijsberti Hodenpijl, Th. Morren en A. C. baron Snouckaert van Schauburg, was het bestuur opnieuw geconstitueerd en had de nieuwe secretaris, de heer Morren in de notulen geschreven, dat „de onnavolgbare Servaas van Rooijen” herkozen was als voorzitter. De overige leden van het bestuur waren de heeren de van der Schueren, Zwart, Hage- raats (onder-voorzitter)mr. Goekoop (penningmees ter) en dr. Krul. In groote eendracht werd voortge werkt, tot op den feestavond van September 1898 de „onnavolgbare” voorzitter het besluit nam zijn ontslag te nemen als redacteur van het Haagsche Jaarboek en als lid van het bestuur. Alle leden-collega’s betreurden het incident op den feestavond, maar aangezien het be stuur homogeen was in de opvatting dat van Rooijen zich dien avond door zijn rede als voorzitter onmogelijk had gemaakt en door zijn houding tegenover zijn mede-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1930 | | pagina 79