EEN HAAGSCH DAGBOEK UIT DE OORLOGSJAREN 89 van een boterkaart loop je de risico dat ze misschien ingetrokken worden, omdat er zooveel gestolen zijn. Rijst wist W. ook te krijgen. Ze eten groenten, toetje en vruchten, zoo goed als geen aardappelen. Zij krij gen genoeg melk, twee maal in de week vleesch, verder visch en garnalen, hadden geen gebrek. Grietje klaagde dat haar moeder niets meer heeft, geen vet meer, enz. Later zei ze, dat ze Zondag vleesch en ge bakken visch had gegeten. Ma vroeg waarin dat dan gebraden was. Ja, moeder had nog wat vet. R. B. gaf toe, dat ze het niet minder hebben dan wij, zij kreeg ook nog meer melk. Maar de arme lui zitten wel met de kleeren; dat is alles veel te duur. Ze had nog wel goed voor een pak, maar een klosje garen kost 2. In Utrecht loopen de kinderen op klompen, H. en C. gaan op klompen naar school en hebben daar sloffen. De straatjongens loopen met bloote beenen, bloote voeten in de klompen, op kille regendagen een naar gezicht. B. had het in Utrecht goed, nam alleen de broodkaart mee. Ze kreeg vleesch en ook fruit (Ma veel te duur). H. vond, dat ze boften met den oorlog, ze kregen nu meer te eten. C. gaf 't toe, vóór den oorlog was het haar sport om zuinig te zijn, nu is van zuinig zijn geen sprake en is de kunst om genoeg eten te geven. T. komt Zondag, wat we eten moeten? Maar ze is somber na ’t spoorwegongeluk, waarbij haar tante omgekomen is. J. vond het leuk als we haar eens vroegen. Ze nam geen vetkaart mee, schreef ze, ze hadden de boter op, aten ongesmeerde boterham men. Busjesmelk is een erg geknoei, ’t openmaken een heele toer, ’t houdt zoo op. Alles wat er mee gemaakt wordt is erg zoet, de toetjes ook te zoet. Vandaag bis- cuitpap, daar moet het ook in. Nu moeten wij lindebloesem knippen voor de thee.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1931 | | pagina 106