92 EEN HAAGSCH DAGBOEK UIT DE OORLOGSJAREN
van school
’t gymnasium hebben twee klassen
om den anderen dag, ieder moet in
berichten sturen.
N., die terug was van
had genoten. P. vertelde
Zaterdagavond vulde ik zalfpotten en hielp oprui
men, ook capsules uitleggen. De knechten bleven tot
10 uur en toen moest ik nog wat bezorgen. A. was naar
een koperen bruiloft in Rotterdam en kreeg op ’t diner
de griep, zoodat ze naar bed moest. Zondag er uit en
hier heen en hier in bed. Ze had erge koorts. Gisteren
vulde B. buisjes met asperinetabletten voor Pa en we
brengen ook nog al eens wat weg. In één gezin de
moeder en drie zoons overleden, ’t is griezelig. Er
heerscht nu haast overal griep, maar op sommige plaat
sen is ze gevaarlijker dan elders. Tante K. vroeg ook
om wat vaker te schrijven, al was het maar een brief
kaart. J. P. is weer zooveel beter. De „Hollandia” ver
trekt vóór de „Nieuw-Amsterdam”, druk op ’t kantoor.
G. hoest ook erg. J. dacht er over haar diensten in ’t
Zuiden bij de vluchtelingen aan te bieden, heeft het
niet druk.
Zondag 3 November
Briefkaart van tante K., A. heeft vrij
voor de griep, van
vrij. D. schrijft
dezen tijd meer
Een brief van N., die terug was van haar uitstapje
naar Biaritz, ze had genoten. P. vertelde van B. A. P..
die in Engeland was tijdens den oorlog bij een opera
gezelschap. Dat gezelschap had zich in een proces om
den oorlog aan te wakkeren (in Engeland was de lust
om te vechten blijkbaar niet erg groot) onmogelijk
gemaakt en nu was ze bij Royaards. Haar man had
een betrekking bij den censor. Toen zij uit Engeland ging
had zij een stuk moeten teekenen om te verzekeren dat
zij geen moeite zóu doen om bij hem terug te komen. Hij
mag natuurlijk Engeland niet verlaten. Misschien schiet
hij er door dat baantje zijn Nederlanderschap nog bij in.