EEN HAAGSCH DAGBOEK UIT DE OORLOGSJAREN 95
1) Zie noot op bl. 66.
bon, zeker om te zien hoeveel er gesmokkeld wordt en
wie van twee melkboeren neemt. Gestoomde schelvisch
gehad, heel lekker. Rookvleesch kost 1.'t ons.
Je ziet al veel houten schoenen of houten zolen onder
de schoenen. In de winkels liggen de houten schoenen
nu voor de ramen. Ook gebruikt men dikke houten
zolen met riempjes, 't klappert op de straat. In Utrecht
gaan de kinderen op klompen naar school. Als Je elec-
trisch licht hebt zonder meter, dan kan Je gebruiken
zooveel als Je wilt, je kunt het dag en nacht laten
branden. Een vrouw in broodkaartenqueue vond dat
prachtig, want wat Je neemt kan een rijke niet krijgen.
Een ander leek ’t niet prettig ’’s nachts het licht op.
,,Dan hang Je er maar een doekje over”. Zoo lang er
toch zulke menschen zijn!
Van de petekinderen1) in een tijd geen bericht gehad.
Tante D. heeft zich met de brieven van Guillaume ver-
nuiverd. Neef P. was er gisteren weer met de melk-
flesch, wachten of de queue na een tijdje wat gedund
was. Wij liepen gisteren de heele stad af om vleesch
met 5 bons, maar er was niets. Ook stroop is nergens
meer. Sedert gisteren stoken we, we laten de gewone
kachel staan, zien hoe ver we ’t er mee brengen, er
kan alleen anthraciet in en die hebben we niet veel.
Een extra-ontbijtrantsoentje is tegenwoordig de koek.
Door tante W. kregen we drie broodkaarten voor drie
weken extra. Morgen roggebrood halen, dan eten we
’s avonds roggebrood met kaas. Ma en Pa eten tegen
woordig ook 's avonds wat. Om vier uur eet haast
ieder op kantoor wat. We boffen met het gas met de
zaak, anders hadden we het net zoo krap als iedereen.
Toen A. ziek was moesten we een stukje van haar