EEN HAAGSCH DAGBOEK UIT DE OORLOGSJAREN 99
papier en drukloon bespaart. We hebben eerst leeren
deelen, nu leert de minister vermenigvuldigen.
Misschien krijgen we nog wat stroop van nicht K.,
met Mevr. H. heeft die nog al wat ingeslagen. In 't
begin hamsterde haast niemand naar ze zeiden, nu
bekent iedereen dat hij hamstert, 't Is noodig ook,
anders kom je er niet. G.’s broer onder dienst klaagt
ook over te weinig eten. D.’s broer, ook soldaat, is kok,
maar die klaagt niet.
Op B.’s kantoor nog zes griepen, 't restje van vijf
praat druk en boomt nogal eens wat af. Gisteren
hadden ze ’t over „God en de oorlog”, de meeningen
liepen nogal uiteen, er zijn katholieken, orthodoxen,
protestanten, vrijdenkers en Christian-scientisten onder.
Vandaag was 't over besmetting en Christian-scien-
tisme. De apotheek moet morgen open zijn voor de
griepdrukte, die anders wel aan ’t minderen is. Pa heeft
het niet zoo druk meer. De teekenacademie is nu ook
gesloten. De kinderen maken veel schoolwandelingen
en zoeken beukenootjes. In Amsterdam is de griep erg,
veel dooden, meest tusschen 20 en 40 jaar. Op een
dorpje, waar de zuster van A.’s verloofde les geeft,
zijn veertien kinderen van de school gestorven; één
dag 6 begrafenissen.
J. schrijft vaker, ook met Apeldoorn is de corres
pondentie drukker. Oom M. wilde iederen dag met- D.
telefoneeren; D. vond 't niet noodig. Ze stuurt iederen
dag een krant en maakt daarop een teeken dat zij zich
goed voelt en verder schrijft ze om den anderen dag
een briefkaart. Van W. kregen we aardappelbons. De
regeeringsjam is best. D. had gordijnen noodig, had
veel lakens en maakte nu van één laken twee gordijnen.
Met loopjongens sukkelt Pa nogal, B. is weer minder
en we kregen een nieuwen loopjongen. Hij was er twee