INTERN. INSTELLINGEN TE 'S-GRAVENHAGE 115 de Duitsche Rijksdagafgevaardigde Dr. Max Hirsch, dat de Duitsche Regeering nooit een voorstel voor toetreding tot zulk een Hof zou in overweging kunnen nemen; men moest z.i. vóór alles vermijden zich den „vloek der bespottelijkheid” op den hals te halen, te meer waar de tegenstanders zich toch al te geneigd toonden de con- ferentiebezoekers voor droomers uit te maken! Nadat reeds de Belgische Senator Houzeau de Lehaye had vooropgesteld, dat een zaak niet zonder meer met het woord bespottelijk kan worden bestreden, verhief zich Frédéric Passy, de grijze vredesapostel van Franschen huize. Hij merkte op, dat nog nooit een groote ver betering, iets nieuws in het algemeen, totstandgekomen was, waarvan aanvankelijk niet was gezegd, dat het nooit zou gebeuren. Men moet, zoo voegde hij eraan toe, in zaken als deze nooit van „nooit" spreken! En de conferentie nam zijn opmerking ter harte, want het voorstel van Stanhope werd aanvaard en een commissie van zes leden met de redactie van het definitief ontwerp belast. De Interparlementaire Conferentie van 1895 te Brussel vond het door deze commissie uitgewerkt ont werp voor zich liggen: het werd later aan de Mogend heden toegezonden met de bekende memorie van toe lichting, opgesteld door toenmaals ridder, later baron Descamps, in welke memorie het wezen der arbitrage op overtuigende wijze werd verdedigd. De Interparle mentaire Conferentie te Buda-Pest van 1896 eindelijk nam het voorstel van den Engelschen afgevaardigde Randal Cremer aan om zich' met enkele Europeesche Regeèringen in verbinding te stellen teneinde deze, bij wijze van goed voorbeeld, ertoe te brengen het Brussel- sche ontwerp voorloopig te aanvaarden. De te Buda- Pest gehouden debatten werden bijgewoond door den Russischen consul-generaal Basily, die, een jaar later

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1931 | | pagina 134