122 INTERN. INSTELLINGEN TE ’S-GRAVENHAGE Amerika, dat reeds een paar weken later zich in het geschil met Mexico eveneens een som zag toegewezen. Vanaf dat oogenblik is, althans tot aan het uitbreken van den oorlog, het Permanente Hof vrijwel regel matig in werking geweest; talrijk waren de geschillen, aan rechtbanken uit zijn midden opgeworpen, niet, maar niettemin, steeds was er werk ter afdoening. Sterker nog, de positie, die de instelling zich verwierf, nam regelmatig in hechtheid en beteekenis toe. Toen in 1901 Duitschland en Nederland tot het slui ten eener overeenkomst betreffende overzeesche tele graafkabels overgingen, werd, niet ten onrechte, critiek vernomen op het feit, dat de geschillen, uit dit verdrag eventueel voortkomende, niet aan het Permanente Hof zouden worden onderworpen. Gelijke critiek werd ver nomen ten aanzien van het tractaat met België over het kanaal GentTerneuzen. Maar deze critiek kon, èn ten opzichte van gevallen, waarbij Nederland betrokken was, èn ten opzichte van andere gevallen, spoedig ver stommen. Want, nadat eenmaal in 1903 Engeland en Frankrijk het voorbeeld hadden gegeven tot het slui ten van een dusgenaamd permanent arbitragetractaat, volgden regelmatig andere landen van Europa, Ame rika en Azië, zoowel onderling als over en weer. Geheel een net van permanente tractaten van arbitrage om spande spoedig de wereld, al dient in het oog gehouden, dat bijna al deze tractaten het eene minder, het andere meer uitgesproken die geschillen, waarbij de eer en de levensbelangen der beide Staten waren be trokken, dus juist de geschillen waarom het gaat, van arbitrage uitzonderden. In alle deze tractaten werd zonder uitzondering het Permanente Hof als rechter aangewezen, en het beloofde op die wijze een centraal punt van arbitrale rechtspraak te worden. Gelijk ook

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1931 | | pagina 141