128 INTERN. INSTELLINGEN TE 'S-GRAVENHAGE
1
rechter Gray en den oud-Argentijnsch Minister Drago,
door Amerika aangewezen werden dan ook een
zevental vragen ter beantwoording gegeven; vragen,
die in het vonnis van 7 September breedvoerig werden
behandeld en waarbij ten aanzien van een der voor
naamste werd verwezen naar het oordeel eener com
missie, bestaande uit een lid van elk der beide partijen
en den Nederlandschen Dr. P. P. C. Hoek als onzijdig
lid. Zoo groot was het aantal agenten en secretarissen,
bij deze zaak betrokken, dat de ruimte in het huis op
de Prinsegracht niet voldeed en partijen zich in de
bovenvertrekken van de Grafelijke Zalen vereenigden.
Daar zijn die lange en keurig verzorgde pleidooien
gehouden, welke men zal het zich herinneren met
even groote nauwkeurigheid als bekwaamheid in de
Nederlandsche couranten werden geresumeerd.
Het op dit omvangrijk geschil volgende geding was
daarom merkwaardig, wijl de nietigheid van een gege
ven arbitraal vonnis en het daarmede samenhangend
recht voor de veroordeelde partij om het niet te
doen uitvoeren, in geding kwamen. Het betrof een vor
dering van de Orinoco-maatschappij, bevarende de
rivier van dien naam. Het dientengevolge tusschen
Amerika en Venezuela gerezen geschil was door den
toenmaligen Gouverneur van Curasao, den heer Barge,
berecht: de door hem gegeven uitspraak achtte Amerika
voor nietigheid vatbaar, wijl de bepalingen van het
compromis daarbij niet in het oog waren gehouden.
Vandaar, dat het te Washington gesloten nieuwe com
promis in het licht stelde, dat de rechtbank allereerst
over deze nietigheid zou hebben te oordeelen. Deze
rechtbank, bestaande uit den Oostenrijkschen professor
Lammasch als opper-arbiter, den Belg Beernaert en den
Cubaan de Quesada als rechters, deed zulks, en oor-