138 INTERN. INSTELLINGEN TE 'S-GRAVENHAGE s werkende bevoegdheid van het Hof; de vraag of dit bevoegd kan worden verklaard ten aanzien van prijs- conflicten, als vanzelf zouden vervallen, wanneer de bindende bevoegdheid uit het ontwerp werd verwijderd. De Raad besloot het ontwerp aan de eerste Assemblee te Genève, welke op 15 November d.a.v. bijeenkwam, voor te leggen met deze wijziging, dat de bindende bevoegdheid verdween; dat in plaats daarvan verwezen werd naar de artt. 12, 13 en 14 van het statuut van den Volkenbond, en dat de bevoegdheid tot behandeling van geschillen voor het Hof werd vastgesteld in over eenstemming met de overeenkomsten, tusschen partijen bestaande. Men denke niet, dat deze oplossing zonder verzet te Genève werd aanvaard. Wel verre van daar. De be raadslagingen in de derde commissie, aan welke de behandeling van dit ontwerp was toevertrouwd, zijn daar om het tegendeel te bewijzen. Maar vast stond, dat, indien niet werd toegegeven aan een aandrang, die voornamelijk van Engelsche en Fransche zijde kwam, van geheel het ontwerp van het Hof weinig of niets zou overblijven. Terecht was door den Raad bij de toe zending van het ontwerp aan de leden van den Vol kenbond gewezen op het gevaar, dat dan zou ont staan. Om aan dat gevaar te ontkomen heeft men zich te Genève bij de gedeeltelijke bevoegdheid van het Hof neergelegd, waarbij niet ontkend kan worden, dat het motief van strijdigheid der bindende bevoegdheid met de bepalingen van het statuut van den Volkenbond groot gewicht in de schaal moest leggen. Léon Bourgeois had er reeds op gewezen, dat het niet aanging het Hof samen te stellen in strijd met het statuut; en dat de tijd om het statuut te wijzigen nog niet daar was. Men, stemde dus in het Hof met niet-verplicht karakter toe;

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1931 | | pagina 157