aan den Raad wordt onderworpen. Beide colleges
gingen, gelijk in 1921, tegelijk tot de verkiezing eerst
van de rechters en daarna van de plaatsvervangende
rechters over; die personen, welke in de beide colle
ges de volstrekte meerderheid verkregen, worden als
verkozen beschouwd; zijn nog zetels onbezet, dan
wordt op gelijke wijze tot een tweede en indien noodig
tot een derde en volgende stemming overgegaan, tot
dat alle rechters en plaatsvervangende rechters zijn
gekozen. Doet zich het geval voor, dat de beide col
leges het ten aanzien van een of meer plaatsen niet
eens kunnen worden, dan wordt eene bemiddelings-
commissie ingesteld, bestaande uit drie leden van elk
der colleges, die nieuwe voorstellen doet; moet deze
commissie vaststellen, dat zij er niet in kan slagen de
verkiezing te verzekeren, dan voorzien de reeds be
noemde leden van het Hof in de opengebleven zetels
binnen een door den Raad vast te stellen termijn,
waarbij zij eene keuze moeten doen uit de personen,
die hetzij in de Assemblee, hetzij in den Raad stemmen
hebben verkregen. En zouden de stemmen onder de
rechters staken, dan geeft de stem van den oudste in
jaren den doorslag. Zoowel in 1921 als 1930 heeft
het zoover niet behoeven te komen!
De leden van het Hof worden gekozen voor 9 jaren;
zij zijn herkiesbaar. De plaatsvervangers werden tot
dusverre opgeroepen in de volgorde van de lijst, die in
de eerste bijeenkomst van het Hof met groote zorg en
naar anciënniteit werd vastgesteld. De leden van het
Hof mogen geene politieke of administratieve functies
vervullen, welke bepaling op de plaatsvervangende rech
ters slechts van toepassing was dan, wanneer zij hunne
functie uitoefenden. De leden van het Hof mogen in
geene zaak van internationalen aard de functie van
INTERN. INSTELLINGEN TE 'S-GRAVENHAGE 141