dit Protocol op 1 September 1930, dus tijdig vóór de verkiezing van nieuwe leden van het Hof, afhankelijk zou zijn van de voorwaarde, dat die onderteekenaars van het oorspronkelijk statuut, welke op dien datum het nieuwe Protocol nog niet hadden onderteekend, tegen de inwerkingtreding der daarin opgenomen amendementen geen bezwaren zouden maken. Op 15 September 1930 nu bleek, dat van deze Staten drie zich over de inwerkingtreding der amendementen niet konden uitspreken voordat hun Parlementen daarover geoordeeld hadden, terwijl drie andere, zijnde Costa Rica, Cuba en Abessynië zich tegen de inwerkingtreding der amendementen verklaarden. In die omstandigheden kon de verkiezing der rechters niet onder de nieuwe bepalingen, die ook de uit breiding van de rechters van 11 tot 15 voorzagen, plaats hebben. Het was te Genève een „secret de Polichinelle”, dat ook in dagbladcorrespondenties niet werd verzwegen, dat men hier practisch stuitte op den tegenstand van Cuba, dat den Cubaanschen rechter de Bustamente niet wilde prijsgeven, schoon deze door zijn drukke advocatenpraktijk meer aan Havanna wordt gebonden dan wenschelijk en voor de uitoefening van het rechtersambt goed is. Waar nu de wijziging ook omvatte het voorschrift, dat de rech ters zoodanig dicht nabij Den Haag dienen te zijn ge vestigd, dat zij feitelijk doorloopend ter beschikking van het Hof zijn, zou de Bustamente’s lidmaatschap moeten vervallen óf zou deze zich metterwoon in Europa moeten vestigen. Om deze keuze te ontgaan, verzette Cuba zich tegen inwerkingtreding der wijzi gingen, en stelde zich op het standpunt dat, waar deze wijzigingen voor 1 September 1930 niet voldoende waren geratificeerd, zij geheel kwamen te vervallen. INTERN. INSTELLINGEN TE 'S-GRAVENHAGE 151

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1931 | | pagina 170