INTERN. INSTELLINGEN TE 'S-GRAVENHAGE 163 werking in te roepen van de groote rechtslichamen ter wereld, en herinnerde aan het Institut de Droit International, het American Institute of International Law, de International Law Association en andere orga nisaties, wier studiën aan het vergelijkend recht gewijd zijn. Reeds toen stelde men op den voorgrond, dat het zeker niet gewenscht ware om binnen afzienbaren tijd een volledig wetboek in het leven te roepen. Wel echter achtte de commissie uit de Vergadering van 1920 het gewenscht om den aanvang van dit werk te ondernemen. De Assemblee dacht er anders over en de door de commissie voorgestelde wensch kon geen instemming verwerven. Vanaf dat oogenblik, in 1920, rustte de eventueele codificatie en daarmede verband houdende, gedeeltelijk daaruit voortspruitende verdere ontwikkeling van het internationaal recht. Op hetzelfde oogenblik echter, dat de grondslagen werden gelegd voor het Protocol van Genève, kwam van Zweedsche zijde het voorstel om aan deze systematische ontwikkeling van het volken recht ook de krachten van den Volkenbond te wijden. Noodig was het ongetwijfeld. Immers, de ontwikkeling van het internationaal recht was reeds de kern van wat men genoemd heeft en nog noemt het ,,werk van Den Haag”. De derde Vredesconferentie zou daaraan grooter aandacht hebben geschonken dan haar beide voorgangsters. Door de Vredesconferenties stop te zet ten, zette men ook dit werk stop, hetgeen temeer te betreuren viel, nu de arbitrage een gestadige uitbrei ding verkreeg, en zoowel het aantal gevallen toenam, als de belangrijkheid der gevallen grooter werd, waarin arbiters naar vaststaande rechtsregelen vragen. Meer nog, deze vaststaande rechtsregelen worden een nood zakelijkheid zocdra het Protocol, de Algemeene Acte van

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1931 | | pagina 182