164 INTERN. INSTELLINGEN TE 'S-GRAVENHAGE
souvereiniteit van eene der partijen. In
geval stonden ook de bepalingen van
eventueel niet toe, gelijk nu
Arbitrage, of eenige andere overeenkomst van gelijken
aard in werking treedt en ook politieke geschillen van
groote beteekenis aan de uitspraak van rechters of
arbiters worden onderworpen. Dan kan men, juist om
der wille van de belangen, die in die geschillen liggen
opgesloten, niet volstaan met vage omschrijvingen als
te ’s-Gravenhage in 1899, 1907 en 1920 nog voldoende
waren, althans werden geoordeeld.
Niet uitsluitend arbitrage en rechtspraak in het alge
meen heeft men daarbij in het oog te houden. Het is
bekend, dat het Protocol van Genève een aantal ge
vallen uitzonderde van de eventueele dwingende op
lossing door de nieuwe procedure der organen van den
Volkenbond. Een dezer gevallen betrof de herziening
van verdragen, waarmede art. 10 van het Pact van den
Volkenbond nauw correspondeert. Een ander, zeker
niet onbelangrijker, geval betrof echter de mogelijk
heid, dat eenig geding door het Hof van den Volken
bond of bij eenstemmigheid door den Raad, zal worden
gerekend te behooren tot de uitsluitende nationale
een dergelijk
het Protocol
art. 9 Pact, dat de partij,
die zich de nationale souvereiniteit der andere partij
hoort tegenwerpen, tot oorlog overgaat, wat echter niet
wegneemt dat gesteld, dat deze partij zich strict aan
de voorschriften van het Protocol zou hebben gehouden
en dus geen oorlog hebben gevoerd bij haar zoo
licht indien de uitspraak der nationale souvereiniteit in
het vage ware geschied, een wrok jegens de organen
van den Volkenbond zich kon vastzetten. Zooveel is
wel zeker: in de eerstkomende periode van waarschijn
lijk nog lange jaren zal de Volkenbond alleen dan
kunnen groeien en zelfs bestaan, indien hij steunt op