VERBOUWING VAN DEN KON. SCHOUWBURG 181
Het voetlicht werd zoodanig geconstrueerd, dat zoo
wel direct als indirect licht gegeven kan worden. In
de zaal en wel in de koof van het plafond, zijn schijn
werpers voor het publiek zooveel mogelijk op onzicht
bare wijze aangebracht en kunnen indien noodig een
sterke belichting geven op den voorgrond van de tafe-
reelen, zonder gebruikmaking van het voetlicht.
Voor verlichting van de hierboven genoemde rond-
horizon zijn twee raamwerken met speciale lampen
opgehangen die in totaal een lichtsterkte van 165000
kaars kunnen geven, welke evenals alle andere schijn
werpers, lampen en apparaten, vanuit de electrocabine
te regelen zijn en waaruit elke nuance van kleur en
sterkte te bereiken is.
De electrocabine, opzij van de tooneelopening op
2 M. hoogte boven den tooneelvloer gelegen, is de
standplaats van den electricien tijdens de voorstelling
en is zoo ingericht, dat hij de handeling gehéél kan
volgen en tevens vanuit zijn cabine gemakkelijk op de
lichtbrug en in de manteau kan komen. Deze laatste
is zoodanig beweegbaar, dat de tooneelopening in over
eenstemming met de tafereelen te vergrooten en te
verkleinen is.
Behalve het vergrooten en inrichten van de tooneel-
ruimte, omvatte de verandering echter ook het uit
breiden van magazijnen, werkplaatsen en ook het
dikwijls zoo ,,en bagatelle” behandelde gedeelte van
schouwburgen, n.m. de huisvesting der artiesten met
foyer, welke zoo practisch mogelijk ingericht werden.
In het oude gebouw waren 16 kleedkamers en 2
koristenkamers van zeer bekrompen afmetingen waarin
alle modern gerief ontbrak.
De nieuwe kleedkamers, 18 in getal, evenals vroeger
grootendeels aan de zijde der binnenplaats gelegen, en