182 VERBOUWING VAN DEN KON. SCHOUWBURG t de 3 nieuwe koristenkamers, hebben thans zeer be hoorlijke afmetingen en zijn alle van koud- en warm- waterleiding. voorzien. Voorts werden in het plan opgenomen toiletruimten op verschillende verdiepingen, een costuummagazijn, een schildersatelier, badkamer, cabine voor bioscoopvoorstellingen en kamers voor tooneelmeester en regisseur. Was de onderlinge verbinding tusschen de diverse ruimten in het oude gebouw gebrekkig en paniek gevaarlijk, bij de verbouwing werd voor behoorlijke gangen en twee trappenhuizen van gewapend beton gezorgd. Van de ruimten in het souterrain werd gebruik ge maakt voor het inrichten van magazijnen. In de toe- schouwersruimte werd het orkestpodium zoodanig ge construeerd, dat dit bij gewone opvoeringen zonder orkestbegeleiding met behulp van een electrische instal latie op zaalhoogte kan worden gebracht, terwijl dan vier rijen zitplaatsen bij de bestaande gevoegd worden (zie fig. 6). Bij het ontwerpen van deze zoo ver ingrijpende ver bouwing werd zooveel mogelijk rekening gehouden met den wensch om de uitvoering der werkzaamheden zoo te doen plaats vinden, dat de tooneelgezelschappen zooveel mogelijk konden doorspelen zonder onder breking van het seizoen, hetgeen is gelukt. Hoewel voor de artiesten die op 5 Juli 1929 de laatste voor stelling moesten geven, aparte kleedkamers ingericht waren in een der vroegere magazijnen en een groot gedeelte van het gebouw reeds was afgebroken en ondergraven, kon toch nog gespeeld worden, terwijl de van te voren vastgestelde voorstelling van Julius Cesar door het Rotterdamsch-Hofstadtooneel onder directie van Cor van der Lugt Melsert, op 7 September 1929

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1931 | | pagina 207