OUDSTE VESTIGING VAN JODEN IN DEN HAAG 187
De voorsz. couts rontsom becleet met goet dick sterck leer,
het rabat becleet met 14 royale platen voorts met coperwerck,
leeuwtjes, groote ende cleyne spijckers volgens de patronen.
De voorsz. portieren met sterck leer gevoert, de hanghriemen
ende yserwerck daeraen en elders dependerende massyf en
sterck, cussens voor de coetsier, voorts 6 tuijgen voor de paer-
den, met achterbroecken, hoofdstellen tot swiep incluys.
Te leveren binnen Amsterdam, behoorlyck hier in Den Hage
gepakt in canefas en dat daertoe behoort om vandaer verder
versonden te worden, binnen den tijd van drie weecken."
D’Assevedo belooft daarvoor te betalen 1050 gulden.
D’Assevedo trad hier dus weer op als lasthebber voor
den besteller van de koets, die ons verder onbekend is
gebleven.
In 1666 vinden wij bij notaris J. Beeckman het bewijs,
dat behalve Abraham d'Assevedo hier ter stede ook
Balthasar Rodrigues woonde. D'Assevedo blijkt hoe
langer hoe meer de vertrouwensman te zijn in Den
Haag van de Amsterdamsche Portugeezen.
Te samen met Jeronimo Nunes da Costa coopman te
Amsterdam en agent van den Koning van Portugal
hebben zij last van den Portugeeschen ambassadeur
Don Francisco Mello om van Vrouwe Lucia van Walta,
Vrouwe van Sommelsdijck een huis te huren aan de
Z.Z. van het Voorhout uitkomende in de Hooge Nieuw-
straat. Toch schijnt hij niet in rijkdom gebaad te heb
ben, want op 4 September 1669 leent d’Assevedo geld
van een klerk ter secretarie tot een bedrag van 400
gulden.
Met den Haagschen Burgemeester Willem Doncker
onderhield hij relaties, want op 6 Dec. 1670 geven zij
samen last aan Francisco Hennequin, consul te Lissa
bon, om gelden voor hen te innen (Not. J. Beeckman).
In denzelfden tijd als d’Assevedo woonde hier in
Den Haag Samuel alias Fernando Dorta; deze was uit