188 OUDSTE VESTIGING VAN JODEN IN DEN HAAG i Op huijden den 11 September 1662 compareerde voor my Christiaen de Weerdt nots publique etc. Antwerpen naar hier gekomen en woonde op 7 Decem ber 1667 (Notaris Chr. de Weerdt) in de Molstraat. Hij handelde in juweelen, hetgeen overeenkomt met wat in andere acten over hem gezegd wordt en waar mede eveneens in overeenstemming is het feit, dat hij op straat wandelende bij de Kapelsbrug gemolesteerd is door zekeren Blondié, een robijnslijper. Dat wij hier zeer zeker met een Portugeeschen jood te doen hebben weten wij uit den naam met de alias. Zooals wij bij het slot van deze losse opmerkingen door een overtuigend bewijs zullen mededeelen werden dubbele namen door de Portugeesche joden gevoerd uit vrees voor de inquisitie, die hen nog overal trachtte te vervolgen en te vangen. Sr. Samuel alias Fernando Dorta was zeer zeker een aanzienlijk koopman, die belangrijke relaties had. In 1666 schijnt het hem echter minder goed gegaan te zijn. Ter voldoening van zijn huishuur moet hij bij acte van 14 April 1666 (Nots. Joh. Groenesteijn) aan Willem Dedel, Griffier bij het Hof van Holland, in onderpand geven ,,een groot silvere oorloge gemaeckt bij Grebelijn in de stad Blois, een goud oorloge met haeck en kettingh en kas en kettingh van goutdraetwerck, een gladde oorloge met de kas met goude nagels sonder kettingh en een stuck schilderij het banket der góden geschilderd door Flu- weele Breugel”. Dit alles voor een huurschuld van 775 gld. Na eenigen tijd heeft hij deze goederen terug ontvangen. Curiositeitshalve laat ik hier een acte volgen waarin een verklaring wordt gegeven wie Dorta eigenlijk is en van welken aard zijn zaken zijn.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1931 | | pagina 214