OUDSTE VESTIGING VAN JODEN IN DEN HAAG 191
ERRATUM
den
Op bl. 35 van het Jaarboek voor 1930 is een onjuiste
mededeeling gedaan. Daar staat vernield, dat Mr. D.
Veegens de schrijver was van het artikel over de De
logementen der stemhebbende steden te ’s-Gravenhage
in de Mededeelingen van de Vereeniging tot beoefe
ning van de geschiedenis der stad ’s-Gravenhage. Nader
is gebleken, dat Veegens weliswaar aanvankelijk had
toegezegd over dit onderwerp te schrijven, maar dat
zijn taak later is overgenomen door Mr. P. van
Brandeler. Het artikel is dus van diens hand.
W. M.
waerachtigh ende hen deposanten wel kennelyck is, dat de voorsz.
requiranten sijn coopluyden ende inwoonderen der voorn, stede
van Amsterdam dewelcke veele trafficque ende negocies doen
op de quartieren van Spagnien, en dat sylieden daerom tot
voorcominge van de inquisitie de voorn, twederhande naemen
voeren, doch een en deselve persoonen sijn, redenen van goede
wetenschap, alleguerende, dat sijlieden de voorsz. requiranten
gebroederen wel kennen, staende ter goeder naem ende faem
ende daegelycks met haer verkeeren. Presenterende etc.
Waren er in Den Haag dus reeds in het begin van
de tweede helft der 17e eeuw joden gevestigd, het zou
nog meer dan 25 jaren duren tot zij genoeg in aantal
waren om een gemeente te vormen.