52 EEN HAAGSCH DAGBOEK UIT DE OORLOGSJAREN r socialisme zullen er door groeien, dunkt me; het kan niet anders, het volk moet er wel tegen opstaan, ook als het eenmaal vrede is en wij nog onder de naweeën lijden. Het is ook lastig dat men zoo ’t een en ander niet kan krijgen”. B. komt ook opgewonden thuis. Comité generaal wordt verwacht. De Engelschen willen troepen door ons land zenden. Oom S. zegt dat Duitschland ons geen oorlog zal verklaren. T. krijgt nu geen goed van huis; er was juist wat onderweg; maar ze zegt ook: dat is niets in verhouding tot den oorlog. Als we de Engel schen maar niet doorlaten, dan komen wij in de knoei, net als Griekenland. Na het eten N. er even geweest. In de Stephenson- straat groote onrust. B. had op kantoor gehoord van een Bank, die hen opgebeld had, dat het nog geheim was, maar dat er een Nederlandsch oorlogschip in den grond was geboord. Bij den barbier had hij gehoord dat Engeland alle neutralen, dus Zweden, Noorwegen, Denemarken, Nederland en Zwitserland den oorlog zou verklaren als zij nog langer waren aan Duitschland leverden. Een derde gerucht luidde, dat de Engelsche troepen door Zeeuwsch Vlaanderen wilden. Pa en ik naar de stad gegaan. Vóór de bulletins stonden veel menschen, niemand zei wat. Drie bulletins, het derde, van de Avondpost over de Engelsche troe pen, de andere over verloven en de treinen. Soldaten bepakt en bezakt door de stad. Nicht P. van streek door de oorlogsgeruchten, moest een zenuwdrank hebben. Neef had het haar niet willen zeggen, ze hoorde het toch. In Rijswijk nemen ze het nog al kalm op. De kranten zeggen niets, alleen dat niet alle goederen treinen zijn opgeeischt en dat de oorlog veranderd is,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1931 | | pagina 65