54 EEN HAAGSCH DAGBOEK UIT DE OORLOGSJAREN
T. W. haar ouders zitten in Brussel, ze zijn hier met
Kerstmis geweest, na dien tijd heeft ze niets meer ge
hoord dan één keer groeten van iemand die uit België
was gekomen en in 't Zuiden van het land zat. Brieven
komen blijkbaar niet over. Oom G. is er geweest; hij
lacht om den oorlog, heeft zich al zoo vaak benauwd
moeten maken, nu vertikt hij het, lacht er nu om. Nu
ik kreeg een standje van Ma toen ik lachte, 't is ook
zoo gek als je niet weet wie je vijand moet worden. De
soldaten hadden het gisterenochtend al geweten. De
zoon van N.’s hospita is onder dienst. Ze waren aan
het tennissen geweest, hij moest dadelijk in de kazerne
komen, het grijze pak aantrekken.
Juffr. B. beweerde dat het gisteren nogal rumoerig in
de stad was geweest. Ze had erg in angst gezeten. Als
de Koningin de Engelschen nu maar goedig door liet
trekken. Tante W. is er geweest. B. was gisteren erg
zenuwachtig geweest, had op de Engelschen geschol
den. Op het bureau hadden ze het allen erg benauwd.
Naar Rijswijk geweest, jour. Mevr. M. zat er, vond de
Engelschen afschuwelijk, beroerd, naar volk, maar de
Duitschers niet veel beter. K. had ook op de Engelschen
gescholden. Ze waren er nogal verbaasd over geweest
omdat ze veel Engelsche kennissen heeft en naar de
Engelsche kerk gaat. Ze had altijd aardige Engelschen
getroffen, maar op het Engelsche volk kan je niets aan.
Mijnheer K. (oud militair) wilde de Engelschen maar
laten komen, landen konden zij toch nooit op onze kust.
Op den Rijs wijkscheweg veel militaire auto's.
De vrijer van C. B. had gisteren gereisd, was veel
te laat gekomen, overal soldaten in den trein.
Het bulletin over de blocade was van de Nieuwe
Courant; in het avondblad staat er niets over. In Rijs
wijk hadden allen zich laten inenten, tante was er op