IN DE VIJFDE HALVE EEUW VAN HAAR BESTAAN. 95 ter beschikking te stellen van het bestuur der Academie ten behoeve van het onderwijs. Nadat de voorbereidende commissie zich verzekerd had van de medewerking van een aantal vereenigingen hier ter stede, werd de constitutioneerende vergadering den 28en Juni 1886 gehouden op het Stadhuis onder pre sidium van den Burgemeester mr. G. Patijn, die zijn volle sympathie met het plan te kennen gaf en inzonder heid met het denkbeeld om het Museum te vestigen in de onmiddellijke nabijheid van de lokalen der Academie, waar onderwijs werd gegeven. Na eenige beraadslaging koos de vergadering tot leden van het voorloopig be stuur de heeren mr. Patijn, voorzitter; Jhr. mr. V. de Stuers, onder-voorzitter; P. A. Haaxman, secretaris en G. P. Grandia, penningmeester. Een beroering in de gemeente afschaffing van de kermis en verpachting van het gemeente-badhuis, waarvan de burgemeester slachtoffer werd was oorzaak van anderhalf jaar ver traging in het werk der commissie. De hoofden stonden er niet naar om aan de oprichting van een Museum van kunstnijverheid te denken. Eerst den 2en Februari 1888 kwam de commissie andermaal bijeen, nu onder presidium van Jhr. De Stuers, ter bespreking van de statuten, nadat in Juli 1886 de Raad van bestuur der Academie aan de commissie had bericht „dat volgens de nu vastgestelde indeeling der lokalen, voor de tijdelijke plaatsing van voorwerpen ten behoeve van het op te richten museum ruimte beschikbaar zal wezen”. En zoo geschiedde het. dat de Raad van bestuur in zijn vergadering van 7 Juni 1888 besloot tot het op richten van een Museum van kunstnijverheid en dat daarvoor bestemd zouden worden, behoudens goedkeu ring door den Gemeenteraad, de lokalen grenzende aan de woning van wijlen den heer v. d. Velde.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1932 | | pagina 111