IN DE VIJFDE HALVE EEUW VAN HAAR BESTAAN. 101
ook uit andere plaatsen jongelieden aan om de lessen
te volgen.
Had de Academie zich in de jaren ’80 bijzonder ge
lukkig ontwikkeld, verheugde men zich in de voort
durende medewerking van het gemeentebestuur en in
den toenemenden bloei van het onderwijs, er waren twee
voorvallen, die kort na elkaar den geregelden gang van
zaken op zeer gevoelige wijze kwamen storen. Het was
de dood van den hoofdleeraar-onderdirecteur H. P.
Vogel, en enkele jaren later legde de directeur J. Ph.
Koelman op zijn 70e jaar zijn betrekking neer. Vogel's
dood, op 52-jarigen leeftijd, was een groot verlies voor
de Academie. Nog pas enkele maanden te voren, in
October 1885, hadden de wanden der zalen weerklonken
van het feestrumoer fer gelegenheid van de 25-jarige
ambtsvervulling van den geliefden leeraar.
Het feest eindigde met een bal verbeeldt u een bal
in de Academie, in die anders tamelijk sombere zaal,
gewoonlijk met kolossale teekentafels gevuld, voorzien
van door groote kappen gedekte gaslampen, omge-
tooverd in een schitterend verlichte balzaal, versierd met
draperieën en wapenschilden!
Mijn overzicht zou te uitvoerig worden, wilde ik van
meer dergelijke feesten in onze Academie gewag maken.
Maar Vogel was een zeer bijzondere leeraar, zeer
gezien bij den Raad van bestuur en bij de collega’s,
geliefd door zijn leerlingen niet slechts om zijn degelijk
onderricht, maar ook om zijn opgewekt en welwillend
karakter, die van zijn leerlingen menschen vormde,
toegerust voor den strijd in het leven.
Dat er in de jaren van Vogel zooveel eenheid en
samenwerking van het onderwijs uitging, was vooral te
danken aan den hechten band van vriendschap en geest-