IN DE VIJFDE HALVE EEUW VAN HAAR BESTAAN. 103
land als letterkundige door zijn boeiend werk „In Rome”,
waarvoor hij kort daarna onder de leden der „Mij van
Nederl. letterkunde” werd opgenomen. Dit boek maakte
ook daarom zoo’n opgang, omdat Koelman de belegering
van Rome door de Franschen had bij gewoond niet
alleen, maar aan de verdediging van de stad een werk
zaam aandeel had genomen. Van al hetgeen door hem
was bijgewoond stelde hij uit zijn notities en zijn
memorie het merkwaardige boek samen, waarvan de
bladen eerst in „de Nederlandsche Spectator” ver
schenen en later in twee deelen door Thieme zijn uitge
geven. Het boek van den krachtigen, onversaagden
jongen Nederlander, gloeiende voor de kunst en voor de
vrijheid in Italië die toen bevochten werd, geeft een
boeiende beschrijving van het leven in Rome en van de
kunstenaarskringen. En vooral geeft het een uitvoerige
beschrijving van het beleg. Als een drama ontwikkelt
zich in het verhaal de loop van de gebeurtenissen,
waarin de heldengestalte van Garibaldi, door Koelman
met ingenomenheid geteekend, naar voren treedt.
Geen wonder dat toen Koelman te ’s-Gravenhage
terugkeerde, zijn eerste schilderij op de Haagsche ten
toonstelling van 1859 een Italiaansch tafereel voorstelde,
eenige straatjongens, die op en om een der bazalten
leeuwen aan de trap van het Kapitool zittend, den water
straal uit de fontein opvangen. Toch zou in ’t schilderen
zijn kracht zich niet openbaren. Meer als uitvoerend
kunstenaar in ’t boetseeren en beitelen, en bovenal als
leermeester door zijn bijzondere gave van mededeelen.
Als opvolger van den hoofdleeraar van den Berg
(J. E. J.) wijdde hij een kwart eeuw aan de Academie
al zijn kracht, al zijn genegenheid. Al spoedig na zijn
optreden als hoofdleeraar en directeur werd Koelman
geroepen tot een voor dien tijd geheel nieuwe taak, de