104 ACAD. VAN BEELD. KUNSTEN TE ’S-GRAVENHAGE
opleiding voor het leeraarschap in hand- en rechtlijnig
teekenen krachtens de wet op het middelbaar onderwijs
van 1863. In den aanvang wist niemand, waar en hoe
men de daarvoor vereischte kundigheden zou verkrijgen.
Koelman verklaarde zich toen op de hem eigen, prak
tische wijze bereid, de leerlingen die zich daartoe zouden
aanmelden, voort te helpen. Met gebrekkige middelen,
zoo goed en zoo kwaad als 't kon, wees hij hun aan
vankelijk den weg en legde aldus den grondslag voor
den sedert alom bekenden cursus M. O.; hij mocht het
nog beleven dat ruim de helft der leeraren en leeraressen
uit dien tijd onder zijn leiding aan de Academie werd
gevormd.
Zoo leefde
en werkte Koelman. Als hij bij zijn leer
lingen aanleg bespeurde en het hun niet aan ijver
ontbrak, vonden zij in hem een vriend en helper, wiens
bijstand nooit te vergeefs werd ingeroepen.
In 1887 werd de band tusschen de Academie en het
Gemeentebestuur nog hechter doordat dezerzijds gaarne
voldaan werd aan het verlangen van den Gemeenteraad,
dat dit college voortaan door een zijner leden in den
Raad van bestuur vertegenwoordigd zou zijn. Na wijzi
ging dienovereenkomstig van het reglement, benoemde
de Gemeenteraad in 1888 als zijn vertegenwoordiger het
raadslid A. P. Godon, nadat deze te voren als gewoon
lid van den raad van bestuur bedankt had. Sedert is dit
gewoonte geworden en zoowel de Gemeente als de
Academie hebben zich steeds over die nauwere samen
werking mogen verheugen.
Inmiddels was uit een aantal sollicitanten, als opvolger
van den heer Koelman, tot directeur benoemd de heer
A. van Delden, hoofdleeraar aan de Quellinusschool te
Amsterdam. Hem werd als onder-directeur ter zijde