IN DE VIJFDE HALVE EEUW VAN HAAR BESTAAN. 109
afdeeling, die altijd, naast de schilderklasse, een der
voorname cursussen van onze Academie is geweest, n.l.
de opleiding van leeraren en leeraressen bij het middel
baar onderwijs, mag ik uit datzelfde tijdvak niet onver
meld laten een anderen, in die dagen zeer talrijk be
zochten cursus. Reeds herinnerde ik er aan, dat onze
Academie krachtig had meegewerkt aan de beweging in
den lande om het vakonderwijs te verbeteren door toe
passing van de kunst op het ambacht. Het Museum van
kunstnijverheid was gesticht vooral ten bate van het
vakonderwijs, een afdeeling van het algemeene onder
wijs, die zich in den loop der jaren zoo zeer ontwikkeld
had, dat omstreeks 1900 die afdeeling gesplitst was in
16 onder-afdeelingen, welke even zoovele beroepen be
vatten, van de 1ste klasse welke voor alle beroepen
gelijk was, tot de hoogere klassen. Aan dat vakonder
wijs namen deel timmerlieden, meubelmakers, stoffeer
ders en behangers, decoratie- en huisschilders, plateel-
en porceleinschilders, tot zelfs tuiniers en bloemisten.
Een der laatste vakken was er in 1903 bijgekomen, n.l.
de cursus voor a.s. horlogemakers, op herhaald ver
zoek van de Horlogemakersvereeniging alhier. Met het
onderwijs in het technisch vakteekenen voor horloge
makers werd dat jaar belast de bekende Haagsche uur
werkmaker J. A. P. Mulder, oud-leerling van de „Ecole
des horlogers” te Genève.
Sedert heeft allengs dat vakteekenonderwijs aan de
Academie een ander karakter gekregen, toen de Am
bachtsschool zich meer ging specialiseeren in een groote
verscheidenheid van vakken.
Toen in den zomer van 1901 in het Academiegebouw
een groote tentoonstelling van het ambachts- en teeken-
onderwijs werd gehouden, was het werk onzer leerlingen
daar zoowel van de 1ste klasse, welke voor alle be-