IN DE VIJFDE HALVE EEUW VAN HAAR BESTAAN. 113 stukken sterken bloei en directeursverwis- aan te plakken, waardoor het hokkerige is ont staan, dat nog vele jaren na dien het doelmatig geven van onderwijs in zijn velerlei geledingen buitengewoon moeilijk heeft gemaakt. Er zijn jaren geweest, dat men voor den sterk bezetten winteravondcursus verplicht was aan verscheidene klassen in één lokaal onderwijs te geven, in plaats van elke klasse zooveel mogelijk in een afzonderlijk vertrek in te deelen. Onder die omstandigheden van nijpend gebrek aan lokaliteit had een seling plaats. De heer A. van Delden, die zich door ziekte reeds in het voorjaar van 1904 eenige maanden door den onder-directeur Fr. Jansen had moeten laten vervangen, zag zich 1 Oct. 1905 verplicht ontslag uit zijn betrekking te vragen. Het werd hem op de meest eervolle wijze verleend. Gedurende ruim 18 jaren had hij aan het hoofd van het onderwijs gestaan. Ofschoon geen uitvoerend kunstenaar, had van Delden bijzondere artistieke gaven, waardoor hij als docent uitmuntte en hij er veel toe heeft bijgedragen om het onderwijs in de beeldende kunsten, dat van ouds het karakter aan de Academie heeft gegeven, hoog te houden. Van Delden kreeg een opvolger in den Amsterdam- schen bouwmeester Jan L. Springer, van wien nu juist niet gezegd kon worden, dat hij in hoffelijkheid de evenknie was van zijn voorganger, veeleer door een ge streng en kort aangebonden karakter zijn tegenbeeld, maar van Delden misschien nog overtreffende in harts tochtelijke liefde voor de kunst, in dit opzicht een waardig opvolger van Koelman. Het gebeurde in die jaren nog al veel, dat oud-leer- lingen tot leeraar of leerares werden benoemd, een bewijs voor het deugdelijk onderwijs aan de Academie. Zoo werden, op voordracht van den tijdelijken directeur 8

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1932 | | pagina 131