118 ACAD. VAN BEELD. KUNSTEN TE 'S-GRAVENHAGE de begin van 1912 leed door het overlijden van haar voor zitter Jhr. mr. W. J. Snouck Hurgronje. Van de vele openbare betrekkingen door hem in zijn werkzaam leven bekleed, vervulde hij ook die van president der Academie met voorbeeldige toewijding. Toen in de eerste bestuursvergadering na zijn overlijden de onder voorzitter, de heer Peters, de gedachten waarvan raadsleden vervuld waren, vertolkte, mocht hij in waar heid getuigen, dat de Academie in Snouck Hurgronje een leidsman had verloren. Hij vatte zijn voorzitter schap op als een ander zijn beroep, zoo sprak Peters. Hij was haast jaloersch als hem iets ontging, en het kostte vaak moeite hem buiten de een of andere com missie te houden, wanneer zijn medeleden in den Raad meenden dat hij als leider vóór alles hun veeleischend, corrigeerend medelid moest blijven. De belangrijke hervorming van het onderwijs, hier boven beschreven, heeft hij nog voorbereid, maar niet mogen beleven. Zijn naam bleef verbonden aan het door hem geschonken legaat voor uitloving van een Snouck Hurgronje-prijs. Aan het einde van het dienstjaar werd tot zijn op volger benoemd de heer dr. D. Bos, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Kort te voren was prof. Sluyterman, die zijn mandaat neerlegde, in het bestuur vervangen door den heer Joh. Mutters Jr., die slechts korten tijd in den Raad van bestuur samenwerkte met zijn neef, den heer H. P. Mutters, daar deze veteraan in het bestuur in het begin van 1913 overleed. Zijn medeleden waardeerden zijn groote belangstelling voor de Academie, inzonderheid voor de afdeeling Kunstnijverheid, die veel aan zijn ervaring, kennis en offervaardigheid te danken heeft gehad. Hij werd in het bestuur vervangen door zijn

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1932 | | pagina 136