IN DE VIJFDE HALVE EEUW VAN HAAR BESTAAN. 131 het Museum werd aan mej. E. F. maar lokalen werd opstelling taal en vincie en Gemeente zou verkregen zijn. Nu, dat wachten heeft ongeveer 15 jaar aangehouden, zoodat wij er eerst aan 't eind van ons verhaal op terug zullen komen! Het was toen in de jaren T6 en ’17 misère met de Academie, evenals trouwens overal in den lande tijdens den mobilisatietijd. Wegens gebrek aan brandstoffen moesten midden Februari 1917 de avondlessen gestaakt worden, terwijl de daglessen reeds sinds eenigen tijd waren gesloten. Alleen de lessen in het hoogste studie jaar van de akte opleiding M.O., die voor Kunstnijver heid en M.T.O. konden nog, zij het dan ook met kolen rantsoen, voortgezet worden. Ook had er dat jaar geen prijsuitdeeling plaats en moesten de jaarlijksche buiten gewone voordrachten, behalve de cursus in de kunst geschiedenis van Huib Luns, worden afgezegd. In April, toen het wat opluwde, kon nog in de groote zaal een zeer eigenaardige tentoonstelling worden ge houden van door gemobiliseerde militairen vervaardigde voorwerpen van huisvlijt. Nog werden in Juni 1917 in een gedeelte van de groote zaal de inzendingen voor den Vigelius-wedstrijd tentoongesteld en daarmee had die zaal, waarin sinds 1839 tal van tentoonstellingen, o.a. de Driejaarlijksche salons hadden plaats gehad, opge houden haar dienst als zoodanig te bewijzen. Aanvan kelijk bleef nog een klein gedeelte voor het onderwijs bestemd, maar in het grootste gedeelte en enkele kleine een begin gemaakt met de chronologische van de verzameling afgietsels van ornamen- figuraal beeldhouwwerk. Tot directeur van dit Museum van gipsafgietsels werd benoemd de heer C. W. Lunsingh Scheurleer, tot conservator de leeraar Jac. Rijkse x). Na de opening van het Museum werd aan mej. E. F. Prins de Jong, die sedert eenige jaren met den directeur de werk-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1932 | | pagina 151