IN DE VIJFDE HALVE EEUW VAN HAAR BESTAAN. 133 grootste deel der verzameling gipsafgietsels uit het Museum van kunstnijverheid te Haarlem en op bijna de geheele collectie van het Museum te Düsseldorf. Bovendien werd uit laatstgenoemd Museum de belang rijke aanwinst gedaan van eenige duizenden zeer goede vormen. De Haarlemsche collectie werd door den heer Scheurleer persoonlijk aangekocht en door hem in bruik leen afgestaan. De Haagsche collectie kreeg door deze aankoopen een zeer belangrijke aanwinst: uit het Haar lemsche Museum in verschillende afdeelingen, vooral in die der Nederlandsche renaissance, uit het Düsseldorf- sche Museum een volledige collectie van de Duitsche middeleeuwsche stijlen. Het in wording zijnde Haagsche Museum stond in die dagen in ’t midden van de belangstelling der kunst vrienden, die offervaardig de helft bijeen brachten van de voor den aankoop der Düsseldorfsche collectie be- noodigde gelden, terwijl de andere helft werd gegeven door de gemeente ’s-Gravenhage, gedeeltelijk als bij drage, gedeeltelijk als voorschot. Zoo was dan de Haagsche Teekenacademie, die in den loop der eeuwen steeds een belangrijke plaats heeft ingenomen in het artistieke leven van ’s-Gravenhage, een Museum rijk geworden, dat een vrij volledig over zicht geeft over de ontwikkeling zoowel van de figurale als de ornamentale sculptuur en van de kunstnijver heid, een Museum bovendien dat, behalve ter cultureele opvoeding van het publiek in ’t algemeen, in de eerste plaats moet dienen voor het onderwijs. Op 30 October 1919 kon tot de opening worden over gegaan, in tegenwoordigheid van dr. J. Th. de Visser, Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, van de heeren De Groot, inspecteur-generaal van het Nijverheidsonderwijs, mr. Duparc, chef van de afd.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1932 | | pagina 153